Het is zondagmorgen. Het is prachtig weer en de zon begint te gloeien op de huid. Ik lig al zo’n twee uur te piekeren in bed. Het komt als een monster onder het bed vandaan sluipen. Eerst onopvallend en daarna niet weg te krijgen.
Het piekeren gaat over in spanning, angst en een onbehagen gevoel. Het gevoel dat je niet uitschakelt met; ‘kom op, even doorbijten.’ De wc, een bak of zak moet non-stop dichtbij zijn om de angst los te laten. Echter gaat dat loslaten gepaard met nog meer stress, want het moet weg, maar niet op die manier.
Het schuldgevoel wat iedere keer weer om de hoek komt kijken. Ik heb een prachtig leven, goeie baan, enorm gelukkig met mijn liefde en ontzettend fijne familie en vrienden. Niks om te klagen zou je denken. En toch zit ik hier met een angststoornis, waarvan de paniekaanvallen van maandelijks naar ieder uur zijn gegaan. Alles heeft een beladen spanning gekregen. Ik probeer al trots te zijn als ik de bus heb overleefd of de treinreis.
Ik weet niet meer waar en hoe ik het moet zoeken. De wie, wat, waar zijn even lost. Van buiten lijk ik relaxed, van binnen raast en giert het. Ik wil heel graag, maar heb even de energie niet om te zoeken. Ik houd niet van lui, maar op dit moment mogen de handvatten wel even aangereikt worden. Gewoon, alleen voor een klein stukje. Daarna klim ik zelf wel naar de top.

Reactie plaatsen
Reacties